Oefeningen in Taalcafé zorgen voor meer zelfvertrouwen

Waarom is het vonden en niet vindde? Wat vraag je bij een loket als je een afspraak wilt maken? Hoe voer je een gezellig gesprek met de caissière in de supermarkt? Ja, het Nederlands kan best ingewikkeld zijn. Daarom heeft Bibliotheek Ermelo het Taalcafé waar iedereen welkom is om dit soort vragen of situaties voor te leggen aan vrijwilligers. Hoe belangrijk deze ontmoetingen zijn, blijkt wel uit het verhaal van de Iraanse Afshin Ghasemi (53) en taalvrijwilliger Willie Ruitenberg (58). 

Huh? Op maandagochtend in een café

Afshin was even in verwarring door die naam. ‘In Iran is een café een plek waar jongeren lachen, drinken en muziek luisteren. Ik dacht: hoe kan ik daar de taal leren?’  Hij grinnikt: ‘Het is hier gezellig, maar gelukkig is er niet zoveel lawaai.’ En ze schenken er gewoon koffie en thee, weet hij inmiddels. Afshin wijst naar de tafeltjes achter hem. Verspreid over de ontmoetingsruimte van het Huis van Ermelo zijn bezoekers en taalvrijwilligers van de bibliotheek druk met elkaar in gesprek. 

Al 2,5 jaar is Afshin bijna wekelijks aanwezig om te oefenen. Daar ontmoet hij Willie, die in coronatijd als taalvrijwilliger begon. Zij vertelt dat het Taalcafé draait om laagdrempeligheid en flexibiliteit. ‘Er is vrije inloop, dus mensen hoeven zich niet aan te melden. Er is ook geen verplichting om elke week te komen en je kan elke week iemand anders opzoeken voor een gesprekje of een taalvraag.’ 

Ook als vrijwilliger weet je dus nooit wie je voor je krijgt, legt ze uit. ‘Meestal zijn we met acht of negen vrijwilligers en verdelen we de deelnemers op basis van hun hulpvraag. Soms zitten we met nieuwkomers aan tafel die nog nauwelijks de taal beheersen, andere keren helpen we iemand die al jaren in Nederland woont maar gewoon een keer wat extra uitleg wil. Het belangrijkste is dat iedereen zich welkom en veilig voelt.’

Afshin heeft een vrouw en twee kinderen. Zij zijn gevlucht uit Iran. Daar had hij een eigen bedrijf met personeel en alle belangrijke klanten sprak hij zelf. Een nieuw land, een andere cultuur, een vreemde taal; de overgang was groot. ‘Mijn werk was praten,’ zegt hij. ‘Ik moest beslissingen nemen, problemen oplossen, communiceren. Hier kon ik dat ineens niet meer.’’

'Er is vrije inloop, dus mensen hoeven zich niet aan te melden'

Daarom wilde hij zo snel mogelijk de taal leren. ‘Ik wil steeds meer certificaten halen. Het Taalcafé is voor mij een extra plek om te oefenen en hier mag ik ook fouten maken.’ Tijdens het eerste contact hadden Afshin en Willie al een klik. Daarom schuift hij regelmatig bij haar aan tafel. ‘Willie praat rustig en duidelijk. Ze heeft geduld en begrijpt dat ik soms woorden nodig heb om mijn gedachten goed uit te leggen.’ 

Afshin maakt graag grapjes en Willie deelt zijn gevoel voor droge humor. Ook bewondert zij zijn motivatie. ‘Hij is iemand die echt vooruit wil. Afshin wil niet alleen woorden leren, maar ook begrijpen hoe de taal werkt. Hij heeft een indrukwekkend levensverhaal en een enorm doorzettingsvermogen. Daar leer ik zelf ook weer van.’ 

Naast vrijwilliger doet Willie betaald werk in de administratie. ‘In het verleden heb ik ook in een asielzoekerscentrum gewerkt en jongeren begeleid met een lichte verstandelijke beperking. Daar merkte ik al hoe belangrijk de taal is om mee te kunnen doen in de samenleving. Zonder taal sta je aan de zijlijn.’ Hoewel ze geen taaldocent is, wilde ze graag iets bijdragen. ‘Ik volgde een korte training en daarna ben ik gewoon begonnen. Het is prachtig om mensen te helpen groeien en hun plek te vinden.

Een fijne sfeer is cruciaal, weet Willie. ‘Bezoekers vinden het fijn dat niemand hen uitlacht en dat we de tijd nemen voor hun vragen.’ Afshin knikt instemmend. ‘In het begin durfde ik niet te praten. Ik kende de woorden wel, maar het lukte me niet om ze in zinnen te gebruiken.’ Willie: ‘Ik verbeter ook niet alles. Communicatie is belangrijker dan perfectie. Door veel te oefenen durf je steeds meer en leer je gaandeweg.’

Willie gebruikt vaak boeken en kranten als hulpmiddelen. ‘Maar we praten ook over kleuren, eten, boodschappen doen. Simpele onderwerpen, maar juist die zijn belangrijk in het dagelijks leven.’ Afshin moet lachen. ‘Nederlanders praten snel en gebruiken woorden anders in een gesprek dan in een boek. Dat was in het begin heel verwarrend.’ 

Nu heeft hij voldoende zelfvertrouwen om overal in gesprek te gaan. Sterker nog: hij heeft zich in Harderwijk aangemeld als vrijwilliger voor het Taalcafé. Daar helpt hij vooral nieuwkomers die tegen dezelfde problemen aanlopen. ‘Het voelt goed om iets te kunnen bijdragen. Nederland heeft mij zoveel gegeven; dit is mijn manier om dankbaarheid te tonen.’

Willie is enorm trots op deze ontwikkeling. ‘Het is prachtig om te zien hoe Afshin zich heeft ontwikkeld. Hij zit veel beter in zijn vel en kan echt meedoen. Dat is precies wat we hopen te bereiken.’