Gerrie Faber

‘We vergeten vaak de naasten’

Al twintig jaar is Gerrie Faber (63) het vertrouwde gezicht bij ondersteuning van mantelzorgers in de regio Noordwest-Veluwe. Zo gewoon als we dat woord ‘mantelzorg’ nu vinden, zo verwarrend was het toen ze begon als consulent. ‘Een collega is zelfs een keer doorverbonden naar de wasserette. Mensen hadden geen idee wat het betekende.’ Inmiddels is het Servicepunt Mantelzorg niet meer weg te denken. 

Je kunt mantelzorg zien als omkijken naar je naaste. Het is meestal praktische hulp aan iemand uit de familie of kring van bekenden. Een oude vader, een kind met een chronische ziekte of dementerende buurvrouw. Maar het kan ook gaan om psychische begeleiding. Soms gaat de zorg zelfs 24/7 door, vertelt Gerrie.

Zo rond de millenniumwisseling kwam er serieuze aandacht voor mantelzorgers. Wellicht omdat het leven drukker werd en de zorg steeds vaker knelde met de agenda. ‘Het wordt vaak in een adem genoemd met vrijwilligerswerk, maar dat vind ik onterecht. Vrijwilligerswerk kies je, mantelzorg overkomt je. Nou ja, min of meer.’

Mantelzorg begint vaak na een trauma of andere verandering in het leven. Je pasgeboren kind blijkt gehandicapt, je vrouw raakt invalide door een ongeval of oma krijgt opeens psychische problemen.    ‘Vroeg of laat krijgt iedereen met mantelzorgers te maken. Of je bent het voor iemand, of je kent iemand, of je hebt er een nodig.’

Vanuit het Zorgkantoor kwam twintig jaar geleden geld voor ondersteuning van mantelzorg. Eerst was het een regionaal steunpunt, later werd het overgenomen door gemeenten. Gerrie werkt nu zowel voor Harderwijk als Ermelo. Collega Lisanne van den Hee zet zich in voor jonge mantelzorgers; van 6 tot en met 23 jaar. ‘Als we mantelzorgers beter begeleiden en ondersteunen, bespaart dat niet alleen een hoop leed, maar ook geld. Als jij ziek wordt, maar een familielid kan dagelijks voor je zorgen, dan is dat onbetaalbaar. Dat kunnen we niet met professionals opvangen.’

Telefoon roodgloeiend

Toen ze met dit werk begon, dacht ze: de telefoon staat straks roodgloeiend. ‘Maar we hadden die eerste twee maanden slechts één hulpvraag. Het was vooral voorlichten en lobbyen; uitleg geven over mantelzorg en laten weten dat er een steunpunt is.’ Mantelzorgers zijn vaak op de ander gericht, vertelt Gerrie. ‘Die bedenken niet: heb ik zelf ook nog wat nodig? Alles draait om de patiënt, zeg ik wel eens. Dat merk je ook op straat. Je informeert hoe het gaat met iemand die uit het ziekenhuis is ontslagen, maar je vergeet vaak de naasten die er maar wat druk mee zijn.’

In die begintijd ging Gerrie langs bij vrouwenverenigingen. ‘Om uit te leggen wat mantelzorgers zijn en om tegelijkertijd te vragen: wie van jullie zit ook in dat schuitje? Aan het begin van de avond waren ‘t er maar een paar, maar gaandeweg de gesprekken zag je steeds meer vingers de lucht in gaan. Dat besef zag je op zo’n avond gewoon groeien.’ Ook deelde ze rozen uit op straat, met het verzoek om die aan een mantelzorger te geven. ‘Soms zag je mensen echt denken: ken ik dan een mantelzorger? Maar dan kwamen ze even later weer langs lopen en dan vertelden ze dat ze al iemand op het oog hadden.’

Heel veel mensen zullen zichzelf nog altijd niet zo noemen, merkt Gerrie. ‘Je helpt je ouders, je partner of je kind, maar je geeft jezelf niet dat stempeltje. De naam is ook niet zo belangrijk, als je maar weet dat er hulp mogelijk is.’

Dankzij de opmars van internet kunnen mensen steeds makkelijker zelf informatie vinden. Gerrie fungeert dus minder vaak als vraagbaak. Wel verwijst ze mantelzorgers door naar specifieke hulpverlening en kan ze meedenken over wat passend is in elke unieke situatie. Soms gericht op de zorg; zoals het gebruik van hulpmiddelen, inzet van thuiszorg en dagopvang. Maar ook gericht op de mantelzorger; wat heeft hij of zij nodig? Knelt de situatie met werk of sociaal leven?

Daarnaast is ruimte voor praktische vragen over de eigen bijdrage, de wetgeving en het persoonsgebonden budget.  Soms is bovendien coaching nodig, weet Gerrie: ‘Je kunt adviseren dat mensen betere afspraken maken met familie en vrienden, maar niet iedereen is daartoe in staat. Daar hoort soms ook begeleiding bij.’

Niet iedereen die af en toe iets voor een ander doet is mantelzorger, vertelt Gerrie. ‘Je moet minimaal acht uur per week hulp bieden en dat ook minimaal drie maanden achter elkaar. Dat is ook de voorwaarde om voor de mantelzorgwaardering in aanmerking te komen. Die verschilt per gemeente. In Ermelo is het sinds enkele jaren een bon of geldbedrag. Het is geen vergoeding of loon; het is een kleine waardering voor al het mooie werk.’

Mantelzorgwaardering

Na de invoering van de mantelzorgwaardering schoot het aantal aanmeldingen fors omhoog, herinnert Gerrie zich. ‘Ik had eerst een bestand met 300 namen en nu zitten er 800 in.’ Ermelo telt volgens officiële berekeningen 1328 mantelzorgers die intensieve zorg en begeleiding geven. Gerrie heeft dus al een flink deel in het vizier. Jaarlijks spreekt ze er zo’n vijftig voor tips en advies. Niet heel veel, maar genoeg om van betekenis te zijn, merkt ze. Daarnaast zijn er groepsbijeenkomsten en cursussen, met bovendien een aanbod voor kinderen die in een gezin opgroeien waar iemand meer zorg nodig heeft.

Gerrie constateert dat het huidige beleid mensen enigszins onder druk zet. ‘Je móet zorgen voor een eigen netwerk, ook als je daar zelf minder makkelijk toe in staat bent. Dat vraagt echt wel iets. Als je geen kinderen of directe buren hebt, moet je iets verzinnen. Je mag eigen verantwoordelijkheid vragen, maar je moet kwetsbare mensen ook helpen.’

Studerende zoon

Een ander heikel punt is de druk op mantelzorgers. Het blijft lastig om zorgtaken te combineren met dagelijkse verplichtingen, merkt Gerrie. ‘Als je huishoudelijke hulp aanvraagt, maar er woont nog een studerende zoon van 19 thuis, dan heb je volgens de wet nergens recht op. Maar ik kan best kan begrijpen dat je die zoon niet gaat vragen om ’s avonds nog even de badkamer te poetsen. De meeste ouders vragen niet makkelijk hulp aan hun kinderen, dat ligt nu eenmaal gevoelig.’

Vanuit het Servicepunt Mantelzorg worden ook wel gesprekken met ouders en kinderen samen gevoerd. Je kan niet vroeg genoeg beginnen met familieberaad, weet ze uit ervaring. ‘Er bestaan binnen families ook verwachtingen over wie wat doet; dat is zo gegroeid. Maar dat betekent vaak dat dezelfde opdraait voor de zorgtaken. Daar moet je voor waken door in gesprek te gaan.’

Gerrie hoopt dat door alle aandacht er steeds meer begrip en oog komt voor mantelzorgers. Vanuit de hoek van professionals, zoals huisartsen, leerkrachten en dominees maar ook vanuit de sportclub, vrienden en bekenden.  Een simpele vraag kan al verschil maken: Je vrouw is ziek, maar hoe gaat het eigenlijk met jou? Daarnaast mogen mantelzorgers zelf ook assertief zijn en de hulp organiseren. ‘Vaak krijgt een mantelzorger in de loop van de tijd genoeg hulp aangeboden, maar wordt ook hulp afgeslagen. Wij zeggen: grijp die ondersteuning met beide handen aan. Want je kunt elkaar prima ontlasten.’